MAAND SPREUKEN JANUARI T/M JUNI

Meteo Tuitjenhorn.

Weerspreuken Januari t/m Juni

Draagt januari een sneeuwwit kleed, wordt de zomer zeer heet.
Al wat komt voor nieuwjaarsdag is nog geen winterslag.
Vriezende januari,natte februari, droge maart,regen in april is de boeren hunnen wil.
Wie op Sint Genoveva(2) snoeit, zijn boomgaard overmachtig bloeit.
Januari zonder regen, is voor de boerenstand een zegen.
Geeft januari een sneeuwtapijt, dan zijn we gauw de winter kwijt.
Januari zonder sneeuw, maar met veel regen brengt de boer geen zegen.
Januari zacht,lente en zomer vruchtbaar wacht.
Als in januari de vorst niet komen wil,dan is zij er zeker in april.
Als de dagen lengen, begint de winter te strengen.
Als het in januari mistig is, dan wordt de lente fris.
Heeft januari koude en droge dagen, dan zal in februari de sneeuw u plagen.
De vorst van kou en ijs die houdt van looien. Hij heeft zijn hermelijnen vachtop veld en weg gespreid. Zo toont hij mens en land zijn macht, hij zal nog lang niet dooien.
Nevels in januari opgestaan, brengt een natte lente aan.
Op een milde januari, volgt vaak een gure lente, en een warme zomer.
Als het vriest op Driekoningendag (6), dan vriest het dertien weken lang.
Sint Pieters stoel bevroren een droog jaar geboren. Sint Pieters stoel te Rome, in de sneeuw of in het nat, d'r staat een vochtig jaar te komen; het kan niet missen dat.
Geeft St. Hilarius (13) zonneschijn, weldra zal het kouder zijn.
Als het vriest met St. Antonius (17),dan dooit het op St. Sebastiaan(20).
Als het vriest op St. Sebastiaan (20), dan is het op 2 februari met de vorst gedaan.
Sebastiaan en was geen kniezer maar blijft een grote vriezer.
In januari muggendans op vorst in de meimaand nog kans.Sebastiaan, die het were maakt, doet het vriezen dat het kraakt.
Vorst met afgaande maand houdt bijna zeker aan.
Is het op St. Paulus (25) schoon en klaar,dan brengt het een gezegend korenjaar.
Is er op St. Paulus sneeuw of regen, dan komt een mager jaar ons tegen.
Als de schaatsliefhebbers op St. Sulpitus (29) op de schaats staan,zal het weer in het voorjaar van slag zijn.
Een hommel in januari brengt een goed wijnjaar
Op Sint Paulus stijgt de winter te paard of hij breekt zijn nek met een reuzenvaart.
Geeft januari sneeuw en vorst vaak de boer veel granen dorst.
Als de kat in januari in de zon ligt, ligt ze in februari achter de kachel.
Dansen de muggen in januaar, dan wordt de boer een bedelaar.
Regen in februari is mest op de akker
Als in februari de muggen zwermen, moet ge in maart uw oren wermen (warmen).
Februari muggendans, geeft voor maart een slechte kans.
In februari ziet de boer liever een hongerige wolf, dan een man in hemdsmouwen.
In de korte maand regen, is vette mest en zegen
Februari nat vult schuur en korenvat
In februari een muggendans, Geeft voor maart een slechte kant
Vliegt de mug in februari, dan huivert men het ganse jaar
Schijnt morgen rood je tegen, dan dreigt februari met regen
Sprokkelmaands regen, is grasmaands zegen.
Als vroeg krokussen bloeien, dan zullen ze met de koude stoeien.
In februari guur en koud, dan komt er een zomer waarvan je houd
Is februari nat en koel, dan wordt juli dikwijls heet en zwoel.
In februari al de lente? Dat geeft broden zonder krenten.
Februari met vorst en wind, maakt weldra de Pasen blind.
Als februari lacht, dan wordt maart niet zacht.
Februari is nooit zo fel, of ze geeft drie lentedagen wel.
Een koude februari geeft een goed roggejaar.
Als het in februari niet sneeuwt, weet dan dat je later, in de zomer van hitte geeuwt.
Wanneer februari iedereen winst brengt, dan klagen de boeren het minst.
Lichtmis (2) donker maakt de boer tot jonker.
Lichtmis helder en klaar, maakt de boer tot bedelaar.
Brengt Lichtmis wolken en regen mee, dan is de winter voorbij en komt niet meer.
Geeft Lichtmis klaverblad, met Pasen sneeuw op het pad.
Op Ronaldus (7) storm en blazen, zal in mei het vee doen grazen.
Klaar weer op St. Silvijn (17), het kan nog twee maanden winter zijn.
St. Matthijs (24) breekt het ijs, maar wil het ijs niet breken, dan vriest het nog zes weken.
Sneeuw in maart voor vruchten en druiven nadeel baart.
Niet te droog, niet te nat, dan vult maart een duchtig vat.
Maartse wind en aprilse regen beloven voor mei gouden zegen.
Danst het lammetje in maart, april pakt het bij de staart.
Brengt maart storm en wind, de sikkel is de boer gezind.
Donder in maart, vorst in april.
De maartse maan brengt het kwaad weer aan.
De eerste donder in maart pakt de elf bij de staart (vis die paait in maart).
Wil maart reeds donder, dan is sneeuw in mei geen wonder.
Maart roert zijn staart, april doet wat hij wil en mei doet er ook nog wat bij.
Vochtige maart, boeren smarten baart.
Waait de wind in maart te fel, veel fruit verwacht men wel.
Droogte en stof in maart is de boer heel veel waard
Als het weder is van goede zin, trekt de kou zijn steertje in
Maartse maan, brengt kwaad weer.
Komt men in maart omweer tegen, dan krijgt men in juli regen.
Als in maart de muggen dansen, sterven de schapen.
Daar is geen maart zo goed, of het sneeuw wel op de boer zijn hoed.
Een droge maart en een natte april, dat is de boeren naar zijn wil.
Maart guur geeft een volle schuur.
Brengt maart storm en wind de sikkel is de boer goed gezind.
Een droge maart, is een zomer te paard.
Maart niet te droog en niet te nat, Vult de boer zijn kist en vat.
Maart zonder bloemen,zomer zonder dauwe,brengen ons op 't eind in 't nauwe.
Mist in maart, water en vorst in mei.
Een droge maart, een natte april, een koele mei,zet zuivel en boter en hooi ons bij.
Maartse regen, brengt geen zegen.
Veel wind in maart geeft appels in de gaard.
Zoveel nevel in maart, zoveel onweer s' zomers.
Wat maart niet wil, dat neemt april.
Als maart geeft april weer, geeft april maarts weer.
Maartse zon en aprilse wind, schenden menig lieflijk kind.
Een natte maart, geeft veel lijnzaad.
Autoruiten nu nog steeds bevroren, dat geeft straks veel koren.
Stof in maart, is goud waard.
Zoveel nevels in maart zich tonen, met zoveel onweer de zomer zal lonen.
Voor oude lieden heeft maart, kwaad in haar staart.
Maartse buien die beduien, dat de zomer aan komt kruien.
Sneeuw en hagel en regen en wind, daarvan is maart een vrind.
Een droge maartse wind, maakt de boeren goed gezind.
Regent het met St. Albinus(1) dat het giet,dan doet de boer dat veel verdriet.
Zo de wind staat op St. Gregorius(12), zo staat hij nog veertig dagen.
Sint Jozef (19)schoon en goed,(mooie dag) een vruchtbaar jaar ligt in't verschiet.
Een koekoeksroep ter helft van maart, is voor de boer een daalder waard.
Op de Lentedag(21) de wind in noord, dan blaast deze nog zeven weken voort.
Is het op St. Rupertus(27) helder en rein, zo zal ook de zomer zijn.
Valt in april veel nat,dan zwemmen de druiven in't nat.
In april heldere maneschijn, zal voor de bloesems schadelijk zijn.
April veel regen, brengt grote zegen.
Aprilweer en herengunst, daar is geen staat op te maken (Friese spreuk).
Aprilvlokjes brengen meiklokjes.
De heren en aprillen, bedriegen wie ze willen.
De vrouwen en aprillen, ze hebben beide hun grillen.
De maand april heeft menige gril.
Al doet april ons mooi weer aanschouwen, 't is evenals fortuin, we kunnen hem niet vertrouwen.
Het groen des velds het oog bekoort doch zelden houdt april haar woord.
Op een april geen zon, vaak water in de ton.
April koud en mei warm, geen boer wordt er arm.
Grasmaands gril is hooimaands wil.
April doet wat hij wil.
Nachtvorst met een Zuidenwind op kersenbloem, daar treurt de kweker om.
Aprilletje zoet, geeft nog wel eens een witte hoed.
Sneeuw in april is geen nood, maar bij zware nachtvorst in april gaat er meer dood.
April warm, Mei koel en Juni nat, vullen schuur en ook het vat.
Geen zaterdag zo kwaad, of de zon schijn vroeg of laat.
April veranderlijk en guur, brengt hooi en koren in de schuur.
Een grote zon en bleek van schijn, dan zal het regenachtig zijn.
Bloeien de bomen tweemaal op een rij, zal de winter zich rekken tot mei.
Aprilse aren, zijn er alle jaren.
Wil april niet vertrouwen, hij is en blijft de ouwe,nu lacht hij met zonnegloren, dan gooit hij met hagelstenen om de oren.
Een natte april ,is de boeren naar hun wil.
Aprilse vlokjes, brengen mei'se klokjes.
In april heldere maneschijn, zal voor de bloesem kwalijk zijn.
Het zaterdagse weer op noen, is op de zondag heel te dag te doen.
Broedt de spreeuw al in april, dan is een schone meimaand op til.
Verschaft april veel schone dagen, dan pleegt mei de last te dragen.
Als de hoenders kakelen lang en goed, zal het regenen in overvloed.
Is april schoon en rein, dan zal mei minder zijn.
De huwelijkse staat, is als april, nu zon, dan storm, en dan weer alles stil.
Hebben wolken rode randen, altijd is er wind en nats voorhanden.
Als het in april regenen wil, blijven de boeren niet stil.
Gras dat in april wast, staat in mei vast.
Blaast april op zijn hoorn, is dat goed voor gras en koorn.
April maakt de bloem, en mei bekomt de roem.
Als in april kevers ontstaan, dan zal de mei van kou vergaan.
Valt in april veel nat, dan zwemmen de druiven tot in het vat.
Verschaft april vele schone dagen,dan pleegt mei de last te dragen.
Als april lacht, boerke wees voor uw oogst bedacht.
Op een droge april volgt wel eens een droge zomer.
April mooi en rein, in mei zal het donker zijn.
Hoe groen het in het veld ook ons oog bekoort, doch zelden houd april zijn woord.
Aprillezonne, doet water in de tonne.
Mocht het dauwen in april en mei, dan is de boer in sept blij.
Is Isodoor(3) voorbij, dan is ook de noordenwind voorbij.
Zaait ge op Sint Ezechiel(10), zeker lukt de vlasgaard wel.
Op Sint Tuburtius(14) na de noen (3uur in de middag), worden alle velden groen.
Op Sint Justijn(15), dood de kou het venijn.
Valt voor Sint Joris(23) geen regen, dan komt erna hem des te meer.
Zolang voor Sint Markus(25) warm, zolang na hem koud.
Als het vriest op St. Vitaal(28), vriest het nog veertig maal.
In mei een warme regen, betekent boeren zegen.
Onweer in mei, maakt de boeren blij.
Een bijenzwerm in mei, goed teken voor de wei.
Als het onweert in mei, valt er vaak hagel bij.
Is mei nat, een droge juni volgt haar pad.
Als het dondert in mei, valt er dikwijls regen bij.
Mooi weer door onweders gestoord,blijft dat nog zeven weken voort.
Mei koel en te nat, brengt koren in het vat.
Een koude maand mei, een goude mei.
Met de maand van mei blijft geen koebeest uit de wei.
Avonddauw en zon in mei, is hooi met karren op de wei.
Is het weer in Mei te mooi, dan krijgt de schuur maar weinig hooi.
Een natte mei geeft boter in de wei.
Mei niet te koud en niet te nat, vult de schuur en ook het vat.
Kan vriezen in mei tot de ijsheilige voorbij zijn.
Het weer wat koel en 'n buitje erbij,dat maakt in de mei de landman blij.
Een bijenzwerm in mei,is een goed teken voor de wei.
Mei tot jubelmaand verkoren, heeft toch rijm achter de oren.
Het onweer in de schone mei, doet het koren bloeien op de hei.
Heden schupjes, morgen drupjes.
Als is Marmertus oud en grijs, houdt hij van vriezen en van ijs.
Voor ijsheilige de bloemen buiten, veelal kan je daar naar fluiten, wacht of tot ze zijn voorbij, de bloemen zijn dan blij.
Roept de houtduif keer op keer, dan komt er vast en zeker mooi weer.
Scheert de zwaluw over water en wegen, dan komt of blijft er wind en regen.
De zon in de mei, zet oude lieden aan het vrijen.
IJsheilige hebben koude koppen.
Als de eikels in mei gaan bloeien, zal alles volop gaan groeien.
Wie nu zijn koren zaait, voelt zich later niet bekaaid.
Zoele mei, boerengeschrei.
Nachtvorst in mei, houdt jonge groen niet schadevrij.
Regen en wind in het midden van mei, maakt de boeren vast niet blij.
Als de Bij naar huis toe vlucht, zit er regen in de lucht.
Meiregen op het zaad, is goud op de plaat.
Hoe meer onweer in mei, zoveel minder in de herfst.
Kamillegeur in mei, brengt de zomer dichterbij.
In mei staat het vast, zijn vaak de en de hoed tot last.
Is het weer in mei mooi,dan ziet de schuur maar weinig hooi.<
Weest op uw hoede, en wacht nu wel, mei baart dikwijls kattenspel.
In mei nat, een droge juni volgt haar pad.
Mei nat, spek in het vat.
Als op eind van mei d'eikels bloeien,zal daar een vet boerenjaar uit groeien.
Onweer in mei, gras in de wei.
Zingt de vink vroeg in de meimorgen, dan zal die dag voor regen zorgen.
Avonddauw en zon in mei, hooi met karren uit de wei.
Krimpende wind, Stinkende wind.
Broedt de spreeuw vroeg in april, er is een schone mei op til.
Als het op Sint Filippus(1) regent, is de oost gezegend.
Sint Urbanus(25) en de zon,wijn in de ton.
Is het klaar met Petronel(31), dan meet men vlas met een el.
Noordenwind in juni doet wijn en koren even goed.
Juniregen is Gods zegen, komt zonneschijn daarbij, dan maakt het boer en stadslui blij.
De eerste juni kil en wak,brengt veel koren in de zak.
In Juni veel regen, komt wijngaard en bijen ongelegen.
Blaast juni uit de noorderkant, verwacht veel koren op het land.
Vliegen de vleermuizen 's avonds rond, dan komt er mooi weer in de vroege stond.
Donderweer in juni maakt het koren dik.
Zware onweer baren dikke korenaren.
Juni nat en koud het hele jaar ellende brouwt.
Juniweer meer droog dan nat, vult met goede wijn het vat.
Donderweer in juni, maakt het koren dik.
Op juni komt het aan, of de oogst zal bestaan.
Mei niet te koel en niet te nat en niet te droog, vult de schuren hoog. <
Hoort ge in juni de donder kraken, dan maken de boeren goede zaken.
Is juni nat en guur, dan wordt alles slecht en duur.
Juni droger nog dan nat, vult met goede wijn het vat.
Blaast de wind in juni uit de noorderkant, zo waait het koren van het land.
In juni dondergevaar, dan is het een vruchtbaar jaar.
Wie nu zijn vel niet brandt, staat straks als een bleekscheet op het strand.
Als de noordenwind in juni staat, komt het onweer veel te laat.
Boeren maaien nu hun grasjes, stedelingen pakken hun terrasjes.
In juni te veel regen in de nok, schaadt de bij en de bonenstok.
Is juni koud en nat, de boer zijn zak is plat.
Juni met veel donder, brengt de oogst ten onder.
Leent de Noorderwind aan juni de hand zo waait het koren in het land.
Juni regen geeft veel zegen, maar met een bijtje erbij, en het zonnetje er boven, doet de boer de Here loven.
Met een zomerwervelwind, is het weer ons goed gezind.
In juni koude en een regenvlaag, ziet het boerke niet zo graag.
Zo heet het is in juni, zo koud het is in december.
Een boon in juni geplant, geeft er vijftig in de hand.
Een wei die in juni niets geeft, is niet waard dat ze leeft.
Gaat juni goed voorbij, dan is men in juli nog blij.
Is het in juni nat en koud, dat is niet goed voor veld noch woud.
Is de zomeravond mistig, dan is het weer met gaven kwistig.
Wat St. Medardus(1), geeft droog of nat, zes weken duurt het dit of dat.
Heeft Margriet(10) geen zonneschijn, dan zal het een natte zomer zijn.
Regen op Sint Barnabas (11), dan zwemt de oogst in de waterplas.
Is het op Sint Antonius (13) nat, de boer drinkt zich van verdriet zat.
Regen met Sint Veith (15),dan regen het zes weken in de tijd.
Het weer van St. Jan (24), houdt dertig dagen aan.
Met St. Jan de wind uit het noorden, het goede weer is geboren.
Als op St. Pieter (29) het haantje kraait, komt het regenweer ons toegewaaid.