Uitleg symbolen op de weerkaarten
Het symbool geeft altijd de kern van een hogedrukgebied aan, waar de luchtdruk het hoogst is. |
Het symbool geeft altijd de kern van een lagedrukgebied aan, waar de luchtdruk het laagst is. |
warmtefront een luchtmassa met relatief warme lucht schuift over een gebied waar koudere lucht ligt |
Koufront een luchtmassa met relatief koude lucht schuift onder een gebied door met warmere lucht. |
Bij een trog treedt een buienlijn op, waarvan de zwaarte afhankelijk is van de diepte (mate van lage druk) van de trog. In een trog liggen de isobaren (lijnen met gelijke luchtdruk) meestal dicht op elkaar. |
De vore is net als de trog onderdeel van een lagedrukgebied. Bij een vore liggen de isobaren echter ver uit elkaar |
occlusiefront is een front dat ontstaat waar een koufront en een warmtefront elkaar raken doordat koufronten sneller gaan dan warmtefronten. |
convergentielijn ontstaat waar twee luchtstromingen naar elkaar toe waaien. Bijvoorbeeld wind vanuit het zuidwesten en zuidoosten |